Wanneer we spreken van een hersenzenuw (enkelvoud) hebben we het altijd over een paar (links en rechts). Negen van de twaalf paar hersenzenuwen ontspringen uit de hersenstam. Twee uit de voorhersenen, één uit het ruggenmerg.
Functies
Eén van de functies van de hersenzenuwen is om rust en herstel te ondersteunen. Daarnaast spelen zij een grote rol bij zintuiglijke waarneming (zien, horen, ruiken, proeven en voelen). Tenslotte zijn een aantal hersenzenuwen van belang voor ons sociale gedrag.
Een hersenzenuw kan meerdere functies hebben. Eén ding is echter opvallend: alle hersenzenuwen hebben te maken met het vinden van voedsel, het eten, kauwen, slikken en verteren, alsmede met de uitscheiding.
Indeling en belang
De hersenzenuwen zijn met Romeinse cijfers genummerd, op basis van de locatie van waaruit zij ontspringen uit de hersenstam (zie afbeelding rechts).
Wat de hersenzenuwen van belang maakt op deze website, is dat 5 paar een belangrijke rol spelen in de polyvagaaltheorie. Dat zijn de zenuwen N. V, VII, IX, X en XI. Deze vijf hersenzenuwen leveren – naast de hieronder genoemde functies – belangrijke informatie vanuit het lichaam en de organen aan ons brein over onze veiligheid. Wanneer we veilig zijn, ondersteunen deze zenuwen de toestand van sociale betrokkenheid.
Hieronder noem ik ze alle twaalf, met een korte beschrijving van hun functie (met dank aan WikiPedia). De 5 hierboven genoemde zet ik cursief.
N. I: nervus olfactorius
De reukzenuw.
N. II: nervus opticus
De gezichtszenuw, oogzenuw; die de visuele informatie vanuit het doorgeven aan de visuele schors, in de achterkwab van de hersenen.
N. III: nervus oculomotorius
De oogbewegingszenuw. Deze zenuw stuurt de spier die het bovenste ooglid optilt, en vier van de zes (per oog) uitwendige oogspieren, die het oog bewegen.
Met deze zenuw lopen ook zenuwvezels mee die de inwendige oogspieren van de pupil en de ooglens aansturen.
N. IV: nervus trochlearis
De zgn. katrolzenuw. De zenuw die de twee schuine oogspieren aanstuurt, die de meest complexe invloed hebben op de bewegingen van het oog.
N. V: nervus trigeminus
De drielingzenuw. Verzorgt het gevoel van het gelaat en de kauwspieren. De zenuw heeft drie belangrijke takken:
1. de n. ophthalmicus (oogkas, neusholte, voorhoofd),
2. de n. maxillaris (bovenkaak- en mondgebied) en
3. de n. mandibularis (onderkaak- en mondgebied).
Daarnaast speelt de derde tak van deze hersenzenuw een rol bij het reguleren van geluiden doordat hij de m. tensor tympani (de trommelvliesspanner) reguleert. Vanuit polyvagaal oogpunt is dit van belang.
N. VI: nervus abducens
De zenuw om het oog naar buiten te draaien.
N. VII: nervus facialis
De aangezichtszenuw. Deze verzorgt de gelaatsspieren (mimiek), regelt de functie van de onderkaakspeekselklier en de smaakgewaarwording van het voorste 2/3 deel van de tong.
Ook deze zenuw speelt een rol bij het gehoor, doordat hij de m. stapedius (de stijgbeugelspier) reguleert. Vanuit polyvagaal oogpunt is dit van belang.
N. VIII: nervus vestibulocochlearis
De gehoor- en evenwichtszenuw. Deze zenuw bestaat uit twee delen: een vestibulair deel (innerveert evenwichtsorgaan) en een cochleair deel (verantwoordelijk voor het horen).
N. IX: nervus glossopharyngeus
De tong-keelzenuw. Verzorgt de smaaksensatie van het achterste 1/3 deel van de tong en stuurt spieren in de keel aan.
N. X: nervus vagus
De zwervende zenuw. Heeft vele functies in het hele lichaam: Bestuurt o.a. de stembanden en een deel van de keelspieren, de sensibiliteit in keel en gehoorgang, en is de grote zenuw van het parasympathisch zenuwstelsel en als zodanig belangrijk voor het vertragen van de hartslag, het verlagen van de bloeddruk (flauwvallen of de vagale reactie) en het bevorderen van de activiteit van het spijsverteringsstelsel.
De nervus vagus is tevens een belangrijke sensorische zenuw van hart, longen en buikorganen. De nervus vagus geeft beiderzijds onder andere takken naar de hersenvliezen en de gehoorgang af, loopt in de hals beiderzijds langs de halsslagaders, geeft takken naar de bloeddrukregelaar in de halsslagader, de longen en het hart af en daarna de stembandzenuw (de nervus recurrens laryngicus) af, die om de grote slagaders heen buigt en langs de luchtpijp terug loopt naar het strottenhoofd, en vormt een plexus op de slokdarm, waarvandaan de takken onder andere naar de maag lopen.
N. XI: nervus accessorius
De zgn. bijkomstige zenuw. Hij stuurt enkele halsspieren aan, namelijk de m. sternocleidomastoideus en m. trapezius. Ontspringt als enige hersenzenuw uit het ruggenmerg.
N. XII: nervus hypoglossus
De ondertongzenuw. Verzorgt de tongspieren en enkele halsspieren.
Grote afbeelding: Wellcome Collection
Onder hersenzenuwen of craniale zenuwen worden de zenuwen verstaan die rechtstreeks uit de hersenen en hersenstam ontspringen. Hersenzenuwen worden hiermee onderscheiden van de rugzenuwen, die uit het ruggenmerg ontspringen. Hersenzenuwen geven informatie door tussen het brein en verschillende delen van het lichaam, met name in gebieden in het hoofd en de nek.
Ruggenmergzenuwen ontspringen achtereenvolgens uit het ruggenmerg, waarbij de eerste ontspringt uit de ruimte net boven de eerste halswervel. De hersenzenuwen ontspringen uit het centrale zenuwstelsel (CZS), boven dat niveau. Elk paar hersenzenuwen komt voor aan beide kanten van het lichaam (symmetrie). Afhankelijk van de precieze definitie, hebben mensen twaalf of dertien paar hersenzenuwen, die worden aangegeven met de Romeinse cijfers I–XII. "Hersenzenuw nul", ook wel de "nervus terminalis" (eindzenuw), wordt soms ook inbegrepen. De nummering van de hersenzenuwen is gebaseerd op de volgorde waarin zij ontspringen uit de hersenstam, van voor naar achter.
De nervus terminalis, de nervus olfactorius (N. I) en de nervus opticus (N. II) ontspringen uit het cerebellum of voorhersenen. De andere tien paar ontspringen uit de hersenstam, het diepste deel van de hersenen.
De hersenzenuwen maken deel uit van het perifere zenuwstelsel (PZS), hoewel N. I en N. II op structureel niveau eigenlijk beter bij het centrale zenuwstelsel passen.